Wereldkunst op Belgische industriegrond
De Nederlands-Belgische kunstenaar Mark Manders wordt geroemd tot in New York en Tokio, maar woont en werkt al sinds de jaren negentig in Ronse. Samen met het Gentse architectenbureau Coussée & Goris bouwde hij er op een industrieterrein een nieuw atelier dat uitblinkt in sober raffinement en dat net als elk werk van de kunstenaar leest als een praktisch en poëtisch momentum van een gedachtestroom in beweging. Zo kunstenaar, zo atelier? “Alles wat ik maak, is achtergelaten”.
“Ik ontvang weinig mensen. Soms wel eens uit China of Japan”, steekt Mark Manders van wal. In 2019 kreeg ‘Tilted Head’, een in brons gegoten androgyn hoofd, tijdelijk een plek aan de ingang van Central Park in New York. Met werk op die plek volgde hij namen zoals Wim Delvoye, Ai Weiwei, Sol LeWitt en Louise Bourgeois op. Begin vorig jaar kwam Manders nog eens dichterbij, met een overzichtstentoonstelling in het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Met de titel ‘The Absence of Mark Manders’ kon de expo de ziel van de beeldende kunstenaar perfect vatten, want net zoals altijd en overal leek het ook daar in elke ruimte alsof de kunstenaar uit zijn eigen werk was weggelopen.
We staan in de grote ontvangstruimte van zijn nieuwe atelier in Ronse, waar veel licht, spierwitte muren en blank hout tegengewicht bieden aan de zwartgeblakerde façade. Er staat een gestileerde opstelling van werk en meubels. “Ik maak soms meubeltjes omdat ik ze nodig heb voor een werk of omdat ik zo even mijn zinnen kan verzetten,” vertelt Manders, “maar tegenwoordig reikt mijn interesse verder dan dat.” Hij wijst naar een stalen, driepotig krukje met geperforeerde zit. Hij fabriceerde het als functioneel object voor de badkamer van zijn eigen woning. Functionaliteit: een term waar we verder in het atelier nog vaak op zullen botsen. In het tekenatelier op de bovenverdieping verraadt de compositorische schoonheid van de achtergelaten schetsen en het werkgerief orde te midden van alle chaos. Voor het eerst overvalt ons het gevoel dat we niet door het atelier, maar door een kunstwerk van Manders lopen. Haastig opent hij de deur naar een verloren ruimte, die hij op een zeer praktische manier inrichtte tot brainstormruimte. Aan een touwenraster hangen ideeën en work in progress netjes opgehangen. “Ik heb van een dubbele muur iets nuttigs gemaakt. Superfijn, vind ik dat.”
De traditie van industriebouw
Beneden stappen we binnen in een immense ruimte van een meter of tien hoog. Dankzij de dakkoepel die het hele plafond overspant, valt perfect koel en helder licht binnen. “Ik heb van mijn oude atelier een puzzel gemaakt”, vertelt de kunstenaar. “Ik heb de ruimtes uitgeknipt en hier opnieuw ingedeeld. De meerwaarde hier is het comfort dat ik vroeger niet had: de warmte, het licht en de eenvoud maken dit gebouw erg aangenaam.” Voor het ontwerp en de bouw van het nieuwe atelier klopte de kunstenaar aan bij Coussée & Goris, het Gentse architectenbureau dat ook al werkte voor Zeno X, de galerie van Mark Manders in Antwerpen. Kunst als inspiratiebron zit ingebakken in het DNA van het architectenbureau. Voor Manders tekende Coussée & Goris een economisch ontwerp dat het industriële karakter van het gebouw overstijgt dankzij het spel van diepte, schaduw en kleur in de gevel. De indeling volgt dan weer een warmteconcept met zowel een zomer- als winteratelier en het gebouw werd zo opgevat dat elke werkruimte uniek is qua verhouding en lichtinval. Manders: “Het lag op voorhand vast dat mijn nieuwe atelier industriebouw zou zijn, omwille van het functionele karakter ervan. Je voelt hier de traditie, de strengheid ervan. Tegelijk is het veel meer dan dat. Ik vind het erg bijzonder. Er zit geen spatje twijfel aan.”
Ook op energie werd sterk ingezet: regenwater wordt maximaal hergebruikt, op het dak liggen zonnepanelen en er komt een oplaadpunt voor elektrische wagens. Bovendien wordt het gebouw aangesloten op het warmtenet van het nabije bedrijf Biosynergy, dat warmte genereert door reststoffen van omliggende bedrijven te verwerken. We lopen naar de zijkant van het gebouw waar een aaneenschakeling van werkruimtes naar een grote opslagplaats leidt. Manders: “Ik ben hier elke dag. Drie dagen per week werk ik hier samen met andere mensen: iemand voor houtbewerking, een ander werkt met metaal en een laatste doet de schilderwerken. De andere dagen werk ik alleen. Ik heb een aantal zaken die ik dagelijks moet doen, maar voor de rest neem ik graag de tijd en de ruimte om dingen te doen ontstaan.” We zien een werk in wording: een katachtige in de aanval, gespannen tussen touw en een constructie van botten bovenop zijn lijf. Eén beweging en alles stort ineen. Die spanning en het gevoel van dreigende zwaartekracht zoekt Manders wel vaker op in zijn werk. De sculptuur lijkt gemaakt uit gebroken klei, maar is in werkelijkheid beschilderd brons. Het procedé om die illusie te scheppen, ontwikkelde de kunstenaar stap voor stap.
Schrijven over de innerlijke mens
Is er een link tussen zijn oeuvre en het portfolio van Coussée & Goris, vraag ik nog. “Jawel”, weet Manders. “Hoewel we een andere manier van denken hebben, is het resultaat zowel voor hen als voor mij het creëren van de essentie.” Het oeuvre van Mark Manders ‒ zo is wijdverspreid bekend ‒ is één groot zelfportret en al het werk dat hij sinds 1986 creëert, maakt deel uit van één groot gesamtkunstwerk. Manders ziet zijn oeuvre als een beweging die plots werd stilgelegd, als een gebouw waaraan wordt doorgewerkt en dat plots wordt achtergelaten. En zo voelt het precies aan als we door de lange gang richting opslagplaats stappen. We passeren het houtatelier en verder ook de kleiworkshop, stuk voor stuk praktisch ingerichte ruimtes die schijnbaar achteloos werden achtergelaten en waar de chaorde leest als een schoon stuk poëzie. “Als kind wilde ik psycholoog of schrijver worden”, vertelt Manders. “Op mijn achttiende viel de puzzel in elkaar en besloot ik om kunstenaar te worden: om te schrijven over de innerlijke mens met voorwerpen in de context van een gebouw.” Wat verderop zien we een bad en twee stoelen, een ruimtelijk schilderij waar Manders al een tijdje aan werkt. “Ik wilde al heel lang een schilderij maken, maar ik had moeite met kleuren kiezen. Als je materialen wil naschilderen zoals die in werkelijkheid zijn – een bad, een bed of een stoel – dan komt er niet veel kleur aan te pas. Dus voegde ik er een handdoek aan toe, een object waar wel kleur in zit. Het maakt alles boeiender.” Met de kleur geel heeft de kunstenaar trouwens al langer een innige band. “Nochtans kwam die connectie met geel er heel toevallig”, verduidelijkt hij. “In het spoor van Vincent van Gogh maakte ik een schilderij met zonnebloemen, en daaruit destilleerde ik verschillende versies van het woord geel. Ik wil graag alle kleuren gebruiken, maar het liefst toch geel.”
Iedereen een ander huis
De opslagruimte blijkt immens te zijn. Overal zien we werk van Manders opgesteld: de schoorstenen, een kunstinstallatie in uitvoering, een kamer waar aan het artist proof exemplaar van een reusachtig androgyn vrouwenhoofd wordt gewerkt, en achter plastieken gordijnen, een workshop waar krantenpapier geplet en verlijmd tot kunst wordt verheven, een belangrijke uiting van Manders’ liefde voor taal die doorheen zijn oeuvre terugkeert. We ploffen ons met een kopje koffie in het even achteloze salonnetje en ik pols hoe Belgisch Manders zich na bijna drie decennia Ronse voelt. “Ik ben geboren in een rijtjeshuis, zó typisch Hollands. In Nederland heeft iedereen hetzelfde huis. Daarom ben ik verliefd geworden op België: net omdat je hier het tegenovergestelde hebt. Hier heeft iederéén een ander huis, en ik denk dat dit belangrijk is voor mensen. Zo voel je je meer verbonden met de plek waar je woont en dat vind ik heel bijzonder.” Naast de bouw van zijn nieuwe atelier, was Mark Manders de afgelopen tijd ook nauw betrokken bij de renovatie van zijn oude atelier en woning. “Deze twee projecten van zo dichtbij meemaken, was voor mij een heel leerzaam proces. Ik ben voor een stuk anders gaan nadenken en ik besef nu ook meer dan ooit welke immense invloed architectuur heeft op ons leven. Plots heb ik heel veel zin gekregen om een paviljoen te maken. (lacht)”
Uit: ABSoluut 22
Foto's: Jesse Willems