Blog | Onze-Lieve-Vrouwecollege: duurzame architectuur avant la lettre
13-12-2021

Blog | Onze-Lieve-Vrouwecollege: duurzame architectuur avant la lettre

In elke editie van ABSoluut magazine gaan twee partijen in gesprek over Belgische architectuur. In ABSoluut 23 trekt Anton Gonnissen, zaakvoerder van ABS Bouwteam en uitgever van dit magazine, met Dirk Somers van Bovenbouw Architectuur naar Antwerpen. De Antwerpse architect doceert aan de UGent en de TU Delft en werd dit jaar ook aangesteld als curator van de tentoonstelling ‘Composite Presence’, de Vlaamse bijdrage aan de Architectuurbiënnale van Venetië. Hij koos er het Onze-Lieve-Vrouwecollege langs de Frankrijklei uit en meer bepaald de vleugel die bOb Van Reeth ontwierp (1977-78). In de betonconstructie staat ruimtelijke geometrie centraal, maar het is vooral Van Reeths vroege kijk op multifunctionaliteit en duurzaamheid die Somers inspireert. Dat, en de verwevenheid van historische referenties van aan de gevel tot op de bovenste verdieping. “We delen de liefde voor oude en nieuwe architectuur. Het is een soort dynamiek, om vernieuwing te brengen door achteruit te kijken”, aldus Dirk Somers.

De gebouwen van het Onze-Lieve-Vrouwecollege of jezuïetencollege zijn een vertrouwd punt langs de Frankrijklei in Antwerpen. Het imposante complex met schoolgebouwen, klooster, kerk en theaterzaal werd in verschillende fases opgetrokken over een periode van meer dan honderd jaar. In 1972 krijgt architect bOb Van Reeth de opdracht om een nieuwe vleugel te ontwerpen. Het is in dat H-gebouw ten noorden van de tweede speelplaats dat de meeste klaslokalen zich bevinden. Van Reeth vormt de lokalen tot aparte eenheden, afgesloten door – vaak uitneembare – wanden van hout en glas tussen hoekige betonnen steunpunten. Het brengt ons meteen tot de kern van zijn denken, dat hij zelf samenvat als ‘de Intelligente Ruïne’. Geïnspireerd door de Amerikaanse architect Louis Kahn, vat hij zo zijn streven samen om gebouwen te ontwikkelen die kunnen meegroeien en waarin zich na verloop van tijd verschillende functies kunnen vestigen. “Zijn eerste ontwerp werd afgekeurd door het schoolbestuur wegens te visionair”, vertelt Peter Stoffels. De oud-leerkracht nam recent afscheid van zijn job, maar zijn tweede thuis – de gebouwen waar hij meer dan veertig jaar lesgaf – vormen een groot gemis. “De binnenruimte is eigenlijk leeg en werd modulair ingevuld. Zo kon het gebouw veranderen waar en wanneer dat nodig was en kon er een evenwicht worden gevonden tussen samenleven op school en de individuele vrijheid van elke mens. Leerlingen bestempelen het gebouw wel eens als grijs en somber door het naakte beton. Ik heb de lokalen altijd als warm en aantrekkelijk aangevoeld. Het is bovendien een gebouw dat sinds 1978 elke dag honderden leerlingen zag passeren en dat heeft nagenoeg geen sporen achtergelaten.”

Terwijl onze schoolgids zijn passie voor het gebouw enthousiast overbrengt, tonen Anton en Dirk aandacht voor bijzondere details, zoals de betonnen portiekjes voor de klaslokalen die je op een subtiele manier de ruimte binnenloodsen, de draadjes die in elk lokaal tot halfweg de ruimte aan het plafond bungelen om het licht mee aan te steken of de manier waarop de kolossale verwarmingselementen aan het plafond netjes de zigzagcadans van de architectuur volgen. Op de bovenste verdieping kijkt het duo uit op het aangrenzende dak dat in een poging tot artwork vooral een patchwork is van verschillende materialen met dichtingen tussenin die misschien iets te veel te wensen overlaten. “Ja, waterlekken komen hier al eens voor”, beaamt onze gids, maar was het Le Corbusier niet die zei dat goede architectuur lekt?” (Hilariteit alom) Dirk: “Je voelt de liefde hier in de vernuftigheid en het experiment. We leven in een wereld waar marktaandeel spreekt en waar je iedereen moet pleasen met voorspelbare architectuur. Ik heb dan soms liever een gebouw dat wat rammelt, maar wel heel spannend is. En doordat het gebouw an sich heel puur is, heb je de ruimte om tegelijk avontuurlijk te zijn.” In de gangen en polyvalente zalen worden verloren hoeken vermeden. In de trapzalen komen ze wel hier en daar voor door verdraaiingen en verbindingen van bepaalde constructieve delen. Tot groot jolijt van scholieren, die het vooral als ideale verstopplekjes zien. Anton: “Het zegt veel over een architect als hij na het ontwerpen van een aantal villa’s en kleinere projecten plots dit uit zijn pen kan laten vloeien. En dat vanachter de tekentafel. Niet op een computer. Je ziet dat hij oog had voor concrete architectuur en dat toont dat er een bouwer schuilt in de man.”

Relatie architectuur en stad
bOb Van Reeth (°1943) wordt aanzien als een van de markantste persoonlijkheden van de jaren zestig. De architect, hoogleraar en stedenbouwkundige werd in 1999 aangesteld als eerste bouwmeester van Vlaanderen en zat nooit verlegen om een straffe uitspraak. Met “de meest ecologische woning is de woning die nooit werd gebouwd”, was hij zijn tijd ver vooruit. En ook: “Een boom kan uitstekend als zonwering dienst doen”, nog voor de nijpende vraag naar meer duurzaamheid het grote publiek bereikte. Bovendien keek bOb Van Reeth verder dan het gebouw en probeerde hij architectuur altijd in relatie met zijn omgeving te zien. Het Onze-Lieve-Vrouwecollege was een persoonlijke reflectie van de architect op dit vlak. “De ambitie van bOb was grenzeloos wat dat betrof”, aldus Stoffels. “Hij wilde gebied vrijmaken zodat er aansluiting kon zijn met het park en hij wilde verschillende gebouwen mee schakelen in het project.” Voor Van Reeth was het belangrijkste inzicht dat gebouwen en steden wegen op het milieu. Zijn bewustzijn van de onhoudbaarheid ervan, motiveerden hem om in 1981 met enkele jongere collega’s de architectenwerkgroep AWG op te richten, een samenwerkingsverband dat ook een grote evolutie in zijn werk als architect teweegbracht. Het markeerde het begin van een geleidelijk, maar heel duidelijk vereenvoudigingsproces. Onder de indruk van het voorbeeld van Aldo Rossi en diens ideeën over ‘de architectuur en de stad’ ontwikkelde het team een ingetogen, sobere en bestendige architectuur die telkens past binnen de context en de geschiedenis van de stad en bovendien wonen en werken met elkaar verbindt. Het opmerkelijkste resultaat van hun aanpak is de nieuwe buurt bij de Mariaplaats in Utrecht (1994-1998), een woonerf met een ontwerp gebaseerd op de historische structuur van het gebied. Dirk: “In het Onze-Lieve-Vrouwecollege mag het milieuaspect dan wel duidelijk aanwezig zijn in het ontwerp, het gaat dan vooral over het autovrij maken van de buurt en niet over het integreren van duurzame energie in het gebouw. Hoewel het thema dus niet altijd technisch benaderd werd, heeft bOb wel de kiemen gelegd voor de verdere uitwerking ervan.”

Postmodernisme met een vleugje neoclassicisme
En net zoals het wereldvermaarde oeuvre van Aldo Rossi, kan je ook de bouwstijl die bOb Van Reeth voor het Onze-Lieve-Vrouwecollege hanteerde tot het postmodernisme rekenen. Hij ontwierp een betonconstructie van vier bouwlagen met rechthoekige en rondboogvormige muuropeningen. Bovendien liet de architect het geometrische karakter van het H-gebouw mooi aansluiten bij de oude neoclassicistische structuur en zorgde hij er tegelijk voor dat de vleugel op zich staat. Het is in die fascinatie voor de geschiedenis dat ook Dirk Somers zich kan vinden. “bOb Van Reeth heeft verschillende stijlen beoefend in zijn carrière. Dit is de plek waar hij de geschiedenis van de bouwstijlen vervolledigt. Het afdak op de speelplaats met zuilenarcade kan je zien als knipoog naar de klassieke oudheid, en tegelijk heeft het iets van een kleine piazza die de speelplaats vergroot. Ook de samenkomst van symmetrie en asymmetrie op de speelplaats is heel bijzonder. Het bewijst dat architectuur geen eenheid hoeft te zijn om mooi te zijn. Eenheid kan ook saai zijn. Architectuur is voor mij altijd een balans tussen oud en nieuw, tussen verschillend en gelijkaardig. Het is ook het bewijs dat we niet links en rechts naar collega’s en concurrenten moeten kijken, want dat leidt alleen maar tot eenheidsworst. Als je achteruit kijkt, vind je ook nieuwe manieren om vooruit te kijken. Dat is hoe het voor mij zo’n beetje werkt.”

(Beelden: Tim Van de Velde)

Samenwerken? Neem contact op
Deze website maakt gebruik van cookies om uw gebruikservaring te verbeteren. Door verder te surfen, stemt u in met ons cookie-beleid. Meer info
.